Algemeen
Wat zijn nu kleine blusmiddelen en wanneer valt een blusmiddel onder de noemer “groot”?

- Tot de kleine blusmiddelen behoren middelen waarmee je beginnende branden kunt bestreiden:
- brandslanghaspels,
- schuim-, poeder- en CO2-blussers en
- blusdekens.
- Voor grotere en uitslaande branden in gebouwen zijn grote blusmiddelen beschikbaar, zoals
- brandweervoertuigen die water en (fluorhoudend) schuim inzetten,
- Automatische blusinstallaties zoals sprinkler
- Andere voorzieningen zoals droge blusleidingen
- En dergelijke
In deze blog wil ik me beperken tot de eerste groep.
Wettelijk kader
Wat hebben we nodig in ons gebouw? Het wettelijk kader voor de toepassing van kleine blusmiddelen komen we uit bij het Bouwbesluit 2012 Afdeling 6.7. Bestrijden van brand, nieuwbouw en bestaande bouw. Daarin vinden we onder anderen een tabel, waarin we op basis van gebouwfunctie, toepassing en vierkante meters kunnen afleiden wat er in het gebouw verplicht is.
Als hulpmiddel voor het voldoen aan bovenstaande vooschriften uit het Bouwbesluit is de NEN 4001 een bruikbaar hulpmiddel: In NEN 4001+C1:2008 nl staan eenduidige richtlijnen voor het bepalen van het aantal, het type en de locaties van blusmiddelen. In het kort komt het hierop neer:
Een pand dient in verschillende zones te worden verdeeld, op basis van brandrisico en soort gebruik. De oppervlakte van de individuele zones bepaalt het aantal blussers dat minimaal dient te worden geplaatst. Uitgaande van een normaal brandrisico dient brandbeveiliging geplaatst worden:

- Per 150m2 minimaal 1 brandblusser met een inhoud van 6 kg poeder of 6 liter schuim.
- Per 225m2 minimaal 1 brandblusser met een inhoud van 9 kg poeder of 9 liter schuim.
- Minimaal 2 blustoestellen per zone; als een zone kleiner is dan 100 m2 voldoet men met 1 blustoestel van minimaal 6 kg poeder of 6 liter schuim.
De locaties van blusmiddelen worden duidelijk gemarkeerd door pictogrammen, zodat direct kan worden opgemerkt als er een blusser is weggenomen.
Bovenstaande voorschriften uit het Bouwbesluit en de bijbehorende norm gelden ook, zoals de titel al aangeeft, voor de zg “bestaande bouw”. Wordt het gebouw in gebruik genomen, komt de Arbeidsomstandighedenwet om de hoek kijken. Ook deze heeft er in het Arbeidsomstandighedenbesluit een apart artikel aan besteed: Artikel 3.8. Brandmelding en brandbestrijding. Daarin staat onder andere het volgende:
- In aanvulling op artikel 15 van de wet zijn op arbeidsplaatsen, afhankelijk van de aard van de arbeid die daar wordt verricht, de daaraan verbonden gevaren en het maximum aantal werknemers en andere personen dat zich daar bevindt, voldoende passende brandbestrijdingsmiddelen aanwezig.
- Indien nodig zijn, in aanvulling op het eerste lid, branddetectoren en alarmsystemen aanwezig.
- Niet-automatische brandbestrijdingsmiddelen zijn gemakkelijk bereikbaar en gemakkelijk te bedienen.
- Niet-automatische brandbestrijdingsmiddelen zijn voorzien van een signalering die voldoet aan het bij of krachtens afdeling 2 van hoofdstuk 8 bepaalde. De signalering is duurzaam en op de juiste plaats aangebracht.
Onderhoud en beheer
Vooral de Arbeidsomstandighedenwet vergt extra inspanningen in de organisatie van het beheer. Functioneren de kleine blusmiddelen? Zijn ze nog aanwezig? Voor het borgen van de voorschriften zijn een aantal maatregelen nodig. Als hulpmiddel hiervoor is de NEN 2559:2001/A4:2017 nl ontwikkeld: De titel van deze norm is: Onderhoud van draagbare blustoestellen. Deze zijn:
- Poederblussers van 2 t/m 12 kg,
- Schuimblussers van 2 t/m 9 liter en
- CO2 blussers van 2 en 5 kg
In de norm wordt gesproken van het periodiek inspecteren en onderhouden van deze apparatuur. Verder is er een maximale levensduur vastgesteld. In het kort komt dat op het volgende neer:
De maximale inspectie- en onderhoudsintervallen zijn vastgesteld op:
- Een keer per twee jaar onderhoud (de brandslanghaspel jaarlijks)
- Een keer per 5 jaar groot onderhoud
- Een keer per 10 jaar een algehele revisie
- Na 20 jaar volgt afkeur.

Verder is een en ander aantoonbaar te maken met een logboek waarin per blusmiddel de plaats, het type, het uitgevoerde onderhoud of de revisie en de leeftijd (bouwjaar) is vermeld.
Ook aan de uitvoerende partij zijn eisen gesteld: bij voorkeur een deskundig persoon, in dienst van een erkend onderhoudsbedrijf of organisatie.
Daarnaast heeft de beheerder ook nog een taak. Tussentijds dient deze te borgen dat er periodiek en aantoonbaar een controleronde door het gebouw wordt gemaakt met het doel te controleren of:

- De middelen nog op de bestemde plek aanwezig en deugdelijk bevestigd zijn;
- De middelen bereikbaar zijn en dus vrij van obstakels;
- De gebruiksaanwijzing en onderhoudsstickers zichtbaar en leesbaar zijn;
- De middelen gebruiksklaar zijn en de verzegeling niet is verbroken.
Kunnen we helpen?
ORTEON is in 2018 gestart met het doel om u te helpen onbezorgd te voldoen aan wet- en regelgeving ten aanzien van uw gebouwen en installaties. Wij helpen onze klanten zelf te voldoen aan de regels, en stellen daar handvatten voor ter beschikking. Natuurlijk kunt u ons ook inschakelen om de zorg uit handen te nemen. Zie https://www.orteon.nl/ voor meer informatie.